La Palma – Nederland met de auto 2025.
Vorige maand voor het tweede jaar op rij met de auto de reis La Palma – Hellevoetsluis v.v. ondernomen. Eerst met een ferry naar Tenerife om vervolgens de boot naar Huelva in zuid Spanje te nemen. Vorig jaar had Patricia die twee en half duizend km naar NL tijdens de heenreis in twee dagen afgetrapt. Dit jaar hebben we daar vier dagen over gedaan. Beter!
Heb je meer tijd om ook tijdens de heenreis wat meer te genieten van al het fraais dat Spanje te bieden heeft.
René had thuis al heel wat huiswerk gedaan.
Vorig jaar hebben we op de terugreis de nodige Spaanse steden bezocht met al hun prachtige oude romeinse, moorse en gotische bouwwerken. Dit jaar hebben we op de heenweg wat minder bekende kleinere stadjes met mooie historische bezienswaardigheden aangedaan.
Het viel wederom op hoe goedkoop het vaak is in het binnenland van Spanje. Soms nog goedkoper dan op La Palma. Je schaamt je haast als je afrekent.
Overnachten in leuke landelijke familie hotelletjes met bijbehorende restaurants. Veel waar voor je geld, een fantastische sfeer en makkelijk contact met de lokale bevolking.
René was wederom co-pilot, verantwoordelijk voor de navigatie, flitsmeister en het samenstellen van onze reis. Met 3 mobieltjes en het dashboardscherm had onze digibeet zo ook het nodige te doen tijdens al die kilometers. Wordt weer afwachten de komende tijd of er bekeuringen voor snelheids overtredingen binnen zullen rollen. Want je kon wel merken dat ook de chauffeuse tijdens de vakantie zwaarder geworden was en het gaspedaal waarschijnlijk door overgewicht ongewild steeds dieper intrapte. De Routa de La Plata in Spanje is een genot om te rijden. Evenals de route A10, A28 tussen Bordeaux en Rouen in Frankrijk. Iets langer maar mooier en je omzeilt Parijs.
Op La Palma is het gebruikelijk om in restaurants de mensen aan de tafels naast je te groeten, eet smakelijk te wensen en gedag te zeggen. Op het platte land van Spanje waar wij verbleven is dit ook het geval. Bijzonder om te beleven dat de mensen in Tours (Frankrijk) hoogst verbaasd zijn als je dit doet. Heel druk op de terrasjes en in de restaurants. Maar ieder leeft in zijn eigen bubbel. Het was dan ook voor ons een prettige verrassing dat in Hellevoetsluis de autochtone bevolking ons spontaan groetten of aanspraken als wij daar lopend van A naar B onderweg waren.
Het bestaat ook in Nederland in sommige (landelijke) gebieden gelukkig nog steeds.
Op hemelvaartsdag vroeg weer huiswaarts vertrokken. Er zou dan geen vrachtverkeer in Frankrijk op de weg zitten. Helaas was er, voor ons, tot aan Rouen wel veel vakantie verkeer onderweg naar de kusten van Normandië en Bretagne.
Dan moet je op je hoede zijn. Veel van die lui rijden vrijwel nooit met aanhanger en dan zijn ze ook nog geprikt. Je komt ogen te kort.
De enige situatie die maar net goed ging was toen er een chauffeur met sleurhut achter zijn bolide, ver buiten zijn lijntjes, onze baan op slingerde. Ons rode gevaarte paste echt nog maar net tussen vangrail en caravan door.
Patricia drukte expres niet op de claxon. Zou de piloot misschien schrikken en juist brokken maken. De man heeft waarschijnlijk nooit beseft dat het een haar scheelde.
Halverwege Frankrijk wederom in Tours overnacht. We zijn namelijk bijzonder gecharmeerd van de Loire vallei.
Om de volgende dag door te rijden naar de Pyreneeën. Aan de Franse kant was het echter 36 graden. Dus de Smurf heeft nog een paar uur verder gestuurd naar Torla aan de Spaanse kant, waar het een stuk aangenamer was. De jaren voor de corona-show deed René canyoning in de provincies Huesca en Aragon. Tijdens het springen, glijden, zwemmen en abseilen heeft hij nooit foto’s kunnen maken. Nu wilde hij Patricia laten zien hoe mooi die Spaanse Pyreneeën in dat gebied zijn. De eerste dag een wandeling gemaakt langs de Rio Ara. Daar had hij zijn laatste canyoning afdaling gemaakt.
Het familie hotel in Torla zat vol buitensporters. Die hoor je niet en heb je geen last van.
Want daar zijn we tijdens onze reis wederom achtergekomen. We hebben echt in fantastisch mooie hotels geslapen. Ook enkele 5 sterren. Maar je blijft afhankelijk van uit wat voor soort volk je buren bestaat.
Worden we nog meer in onze overtuiging gesterkt dat ons eigen product dat we onze gasten hier in de tuin aanbieden wel heel prettig is. We hebben nu weer eens kunnen vergelijken. En niet met de eerste de besten. Op zoek naar een mooie koele overnachtinsplek zijn we ook nog hoog nabij de Spaans-Franse grens bij een luxe 5 sterren spa-wellnes resort gaan kijken. Vergane glorie. Zwaar verwaarloosd. Snel weggereden.
De Pyreneeën zijn werkelijk een paradijs. Alleen heel druk in de vakantieperioden en weekeinden. Ennn…. heel nat. We hielden voortdurend de weerberichten in de gaten. Dat had René wel met canyoning geleerd. Het kan er om de haveklap zo maar gaan regenen en onweren.
De tweede nacht hebben we in Biescas doorgebracht. We hadden tegen elkaar gezegd dat we tijdens onze trip financieel nergens op zouden letten. Het is immers onze vakantie.
Hier hadden we onze enige ‘niet echt Spaanse’ financiële ervaring.
Want in Biescas zouden we ons beduveld gevoeld hebben door in één van de te dure en ongezellige restaurantjes te eten. Onze maaltijd bestond daar uiteindelijk uit braadworst en gebakken aardappels op een simpel maar gezellig terrasje aan het riviertje.
Oh ja, en op de heenweg hebben we in Tours geen wijn besteld bij het eten omdat de prijs van een fles wijn begon vanaf €40.- . Dat is andere koek dan de avond er voor in Spanje. Daar kostte een fles lekkere ‘vino tinto’ acht euro. Om een soort van onze gram te halen hebben we toen in Tours een fles lokale wijn gekocht bij een nachtwinkel om bij het hotel op te drinken.
Verkeerde keus. Was niet te zuipen.
We hadden nog wel wat langer in de Pyreneeën willen blijven. Maar de volgende twee dagen zouden er zware onweerbuien losbarsten. Op de heenweg tijdens een overnachting in Irun , aan de Spaans-Franse grens, hadden we een nacht lang mogen beleven hoe zulke onweersbuien zijn. Heftig !
Aan de hand van de voorspellingen besloten om naar Burgo de Osma te rijden.
We hebben daar in een juweeltje van een kleinschalig 5 sterren hotel met slechts 7 kamers overnacht.
Het lag op de rand van de onweersgebieden. Een hoop gerommel en af en toe wat grote druppels en hagelstenen. Toen de dappere Duuk aan René opperde om naar het boven het hotel gelegen kasteel te klimmen, ondanks het weer, was Flo meer dan een beetje verbaasd.
Maar het geluk was met de dommen. De hele wandeling is het droog gebleven. Dat geluk heb je geen twee maal. Dus niet naar het dorp gewandeld om te eten. Het hotel had geen restaurant maar wel beperkte roomservice. Dus daar maar gebruik van gemaakt. Allemachtig wat een porties. Hebben we bijna drie dagen van gegeten.
De volgende etappe bracht ons naar het Guadarrama gebergte om te wandelen en dan vervolgens overnachten in Segovia met al haar prachtige historische bouwwerken. Onderweg zagen we links en rechts kastelen, burchten, oude forten en uitkijktorens op de heuvel- en bergtoppen. Er is hier tussen de Mooren en Christenen in de periode 711 tot 1525 heel wat gebakkeleid.
De wandeling naar één van de hoogste watervallen van de Sierra de Guadarrama voerde deels door een bos met veel vliegen. Nee, heel, heel, heel, veel vliegen. We voelden ons net van die Sahel kindjes. Je weet wel, met hun ogen vol vliegen.
Vreemd genoeg zien we op een gegeven moment een hondendrol liggen met twee vlinders er op. Maar NIET ÉÉN VLIEG.
René had meteen een creatieve oplossing voor Patricia om de vliegen te ontlopen. Jezelf insmeren met die bolus. Zag ze echter niet echt zitten en deed ze dus niet. Kinderachtig!
We hadden de auto geparkeerd in een vakantie villa wijk aan het begin van de wandeling. Je zou verwachten dat het daar ook zou wemelen van de vliegen. Niet dus. Heel apart.
Vrijwel in geheel Spanje hebben we veel vogels gezien. Nestelende zwaluwen en ooievaars. Hoeveel wil je er hebben? Daarnaast opvallend veel verschillende soorten grote roofvogels.
In Segovia hadden we een kamer in een 5 sterrenhotel in het oude stadscentrum gereserveerd. Dan loop je zo vanuit het hotel naar al die bezienswaardigheden toe. We werden er weer aan herinnerd dat wanneer je een oud stadscentrum in gaat met de auto, dat je de juffrouw van Google-Maps even haar mond moet laten houden. Want die komt er niet meer uit met al die nauwe éénrichtingsverkeer straatjes en begint steeds snellere en vreemdere commando’s te roepen. Zelf even kijken dus. Patricia had geen zin in een vlucht met een hete luchtballon. Gaat best vaak mis. Inderdaad. Gisteren toevallig 8 doden in Brazilië. Bizarre beelden van zo’n brandende mand vol mensen die naar beneden stort.
Op de heenreis waren we in een klein vestingstadje terecht gekomen waar ze toeristen binnen de stadsmuren blijkbaar geen eten serveerden. Waren niet welkom. Duurde drie barretjes voor we het door hadden. Hilarisch ! Dat zelfde moment waren er toevallig op Gran Canaria protesten tegen al het toerisme. Begrijpen kunnen we het wel. Als je niet aan het massa-toerisme je geld verdient, heb je er alleen maar last van. Op de heenweg even San Sebastiaan bezocht. Veel te toeristisch en duur. Segovia bleek niet duur maar wel ook enorm toeristisch te zijn. Zo erg dat we besloten om geen restaurantje te pakken maar op onze kamer met uitzicht te genieten van de ‘left-overs’ van de dag er voor.
Nog steeds min of meer op de vlucht voor de over het Spaanse schiereiland trekkende onweersbuien, de volgende morgen verder zuidelijk gereden naar Sierra de Gredos. We hadden op het net daar een apart klein hotel gezien dat ons wel wat leek. Had vreemd genoeg echter slechts 1 ster. We zijn ’s morgens eerst even gaan kijken. Maar het was gesloten. Dan eerst maar wandelen. Zoeken we daarna wel een slaapplaats. Zeer fraaie wandeling gemaakt naar de Laguna Grande. De sneeuw en het ijs waren net weg. Maar in de kleine vennetjes zat het vol enorme kikkers. Die zijn zeker vorstbestendig. Hoger in de bergen, richting de sneeuw grens, de nodige steenbokken gezien.
Tot nu toe had het steeds meegezeten en hadden we de onweersbuien kunnen ontwijken. Aan dat geluk kwam boven in het Gredosgebergte een eind. Regen en hagel en er niet echt op berekend zijn. Gelukkig duurde het maar kort en konden we even later weer drogen in een aangenaam namiddag zonnetje. Toch nog maar een keer langs dat 1-sterren hotelletje gereden. Nog steeds gesloten maar de eigenaar werd ingeseind en we waren welkom. Bleek dat die ene ster een Michelin-ster was. Verrukkelijk en erg betaalbaar gegeten in dat bijbehorende restaurant. Ook weer zo’n verborgen sierraad, dit kleine hotel.
Iedere morgen bij het ontbijt beslisten we waar we die dag naar toe zouden gaan. De keuze was gevallen op een enorm maar vrijwel onbekend nationaal park; Cabañeros. Het is geen wonder dat het niet zo bekend is. Er loopt geen fatsoenlijke weg naar dit uitgestrekte natuurgebied. Het gebied is enorm groot.
Je kunt er een safari in Afrika stijl doen. Terreinwagens in camouflage kleuren en dan naar wild zoeken. Na eerst een wandeling aan de oostkant van het park hebben gemaakt, in de auto en naar het enige hotel in het gebied, helemaal aan de westkant van het nationale park. Zijn we een eind op weg blijkt de weg er naar toe afgesloten. De minst lange omleiding stond René niet aan.
Patricia was wel bereid om nog een paar uur te sturen over dat enige andere kronkelige bergweggetje op de kaart. Wat een rit. René zocht intensief de omgeving aan beide kanten van het bergweggetje af naar wild. Maar het was Patricia die steeds, op de weg lettend, de overstekende herten, slang, gif groene hagedissen en een enorme leguaan spotte. Op een gegeven moment roept René ; ” Stop, terug, een hert….Of het is een paard. Want het was wel erg groot.” Maar het bleken toch een aantal mannetjes herten te zijn. Het fijne kleinschalig hotel was een heel sfeervol jacht hotel. Dus ’s avonds in het bijbehorende restaurant wild gegeten. Hertenbiefstuk was op. Maar de patrijs en het wilde zwijn waren een goed alternatief.
De laatste overnachting hebben we doorgebracht in Aracena. Een grootschalig 5 sterrenhotel voor ‘tokkies’. Zelden zo’n grote fraaie kamer, overdekt balkon en uitzicht gehad. Het restaurant in het hotel leek echter meer op een cafetaria. Nul sfeer. Het avondeten dus in het stadje genuttigd. Op een terras aan een plein met wel heel veel sfeer typisch regionale tapa’s besteld. Buiten de eerder genoemde ‘cafetaria’ was een groepje jonge Spaanse schonen, die waarschijnlijk een meerdaagse training in één van de conferentie ruimtes in het hotel volgden, op het terras nog even door aan het feesten. De dames hadden het erg gezellig en de grootste lol. Sommige andere hotelgasten hierdoor iets minder.
De laatste dag geen wandeling meer gemaakt. Rondgereden in het Sierra de Aracena gebergte en wat geluierd in de schaduw bij een stuwmeer vol vis. We wilden die laatste dag redelijk op tijd bij de boot zijn. Als je die ruim 5000 km probleemloos hebt afgelegd wil je dat de laatste dag zo houden. Een beetje op het strand van- en in Mazagon zelf gelummeld en gegeten en vervolgens naar de boot. We hadden besloten om in Gran Canaria te ontschepen. Vervolgens zelf door naar Tenerife. Overnacht in landelijk hotel en dan door naar huis. Naar La Palma. Daar stelden we vast dat La Palma qua natuurschoon niet onderdoet voor de mooiste natuurgebieden die we tijdens onze reis bezocht hadden.